als ik verweesd achterblijf voel ik me verlaten toch wiegt ze me in haar wilgenarmen troost ze me fluisterend met haar bladerdak kust ze m'n blik met haar plassen als gevallen tranen bemoedert ze me en voel ik me gedragen tot ik weer kan aarden
nergens heen
ik wou dat ik je tuin was dan hoefde ik nergens heen dan was ik al waar jij thuis bent want jouw tuin is overal zei je me eens
in ons eigen verhaal
we zijn mensen geworden die mekaar leren vergeven dat we soms in ons eigen verhaal niet meer weten waar we zijn gebleven
de man met het zand
wanneer de armen van de nacht me lossen word ik het plafondmeisje dan kijk ik zwart voor me uit en wacht op de man met het zand die in m'n hoofd alles dempt geruis en gefluit
tot ik ze zie
er zijn geen uren ik moet de deur niet uit bij 't ontbijt blijf ik turen tot ik ze zie de wolken in m'n koffie
spijt
wanneer je in de schaduw zit van een berg spijt zie je niet meer wanneer de zon voor je schijnt
verademing
eeuwig en een week man en vrouw fietsen we door bossen die aaneenhangen van poëzie jouw woorden zouden hier een verademing zijn zegt hij langs de Chalet d'Amour waar de kamers geen kleerkasten hebben en een uur een eeuwigheid lijkt
vleugje thuis
daar komt ze aangerold met haar trolley houdt halt en maakt een foto van de boom van onze overburen zo zie je maar als je onderweg bent kijk je anders naar de dingen alles is het bezien waardig zelfs de boom van onze overburen die hier dag in dag uit staat en dan zie ik het zij is een Japanse en de kerselaar een onverhoeds vleugje thuis hier voor haar
stukje bij beetje
vanalles valt weg en neemt stukje bij beetje mee wie ik was
omheining
hitte in m'n hoofd muziekgolven van Souad Massi mijn voeten als leer gelooid m'n wangen als de Atlas geplooid rond m'n ogen zwarte Kohl de enige omheining ik ben m'n eigen reisbestemming