hoop

wanneer
een berg zorgen
het uitzicht op
hoop
verbergt
bedenk dan
dat wanhoop steeds
hoop
herbergt

het zomert

half twee ’s nachts
languit keuvelen ze
samen apart 
op het dakterras
acht uur
met open vensters
maken we ruzie
over kleinigheden
die steeds groter worden
negen uur
vrijuit
start hij 
zijn zeurende slijpschijf
tien uur
men verwacht 22 graden
het zomert
rond onze voorschoot
van een hof

de hoofdweg

het begon
met een werk van Klee
over Hoofd- en zijwegen

gedomicilieerd
in m’n hoofd
zag ik enkel 
de hoofdweg

en toen ik 
uit m’n hoofd zakte
landde ik 
op een zijweg
 
maar toen ik 
uit m’n hoofd zakte
landde ik
op m’n pootjes
viel alles
op z’n plaats
en jij
op mij

toen alles 
op z’n plaats viel
hoofd- nabij zijweg
en zij- bijna hoofdweg
was er enkel
die plek binnenin
m'n nieuw adres

niets

als je kijkt
naar de toekomst
dan zie je 
niets
van wat je hebt
hier
niets 
van wat je bent
nu
dan zie je 
enkel 
wat je vindt
dat je toekomt

schitteren

en wat als 
we eens zouden
luisteren
schitteren
door niets te zeggen
of niets te doen
of als je het toch
wil benoemen
met luister lui zijn

aan de kant

als een sneeuwruimer
bij dreigend stormweer
rigoureus en onverwacht
veeg ik alles
aan de kant
de koplampen
uitsluitend gericht
op de weg