toch

als ik verweesd
achterblijf
voel ik me verlaten
toch wiegt ze me
in haar wilgenarmen
troost ze me fluisterend
met haar bladerdak
kust ze m'n blik
met haar plassen
als gevallen tranen
bemoedert ze me en
voel ik me gedragen
tot ik weer kan aarden

kartonnen doos

fragiel
als een frangipane
rondborstig
als een boule
licht
als een éclair
hoekig
als een carré confiture
passen wij vier
al jaren
in onze kartonnen doos

de man met het zand

wanneer de armen
van de nacht
me lossen
word ik het plafondmeisje
dan kijk ik zwart
voor me uit
en wacht op de man
met het zand
die in m'n hoofd
alles dempt
geruis en gefluit

spijt

wanneer je
in de schaduw zit
van een berg spijt
zie je niet meer
wanneer de zon
voor je schijnt

verademing

eeuwig en een week
man en vrouw
fietsen we door bossen die
aaneenhangen van poëzie
jouw woorden zouden hier
een verademing zijn
zegt hij
langs de Chalet d'Amour
waar de kamers geen kleerkasten hebben
en een uur
een eeuwigheid lijkt

in vorm

ik ben in vorm
vanuit m'n ligzetel
het schijfje citroen
uit mijn mojito 
als een discus weggeworpen
toch wel 2 meter ver
en mijn schouder
haast uit de kom