als ik verweesd achterblijf voel ik me verlaten toch wiegt ze me in haar wilgenarmen troost ze me fluisterend met haar bladerdak kust ze m'n blik met haar plassen als gevallen tranen bemoedert ze me en voel ik me gedragen tot ik weer kan aarden
in ons eigen verhaal
we zijn mensen geworden die mekaar leren vergeven dat we soms in ons eigen verhaal niet meer weten waar we zijn gebleven
kartonnen doos
fragiel als een frangipane rondborstig als een boule licht als een éclair hoekig als een carré confiture passen wij vier al jaren in onze kartonnen doos
de man met het zand
wanneer de armen van de nacht me lossen word ik het plafondmeisje dan kijk ik zwart voor me uit en wacht op de man met het zand die in m'n hoofd alles dempt geruis en gefluit
tot ik ze zie
er zijn geen uren ik moet de deur niet uit bij 't ontbijt blijf ik turen tot ik ze zie de wolken in m'n koffie
spijt
wanneer je in de schaduw zit van een berg spijt zie je niet meer wanneer de zon voor je schijnt
verademing
eeuwig en een week man en vrouw fietsen we door bossen die aaneenhangen van poëzie jouw woorden zouden hier een verademing zijn zegt hij langs de Chalet d'Amour waar de kamers geen kleerkasten hebben en een uur een eeuwigheid lijkt
stukje bij beetje
vanalles valt weg en neemt stukje bij beetje mee wie ik was
thuiskomen
het is voorbestemd dat elke avond weer de horizon geduldig wacht op het thuiskomen van zijn zon
in vorm
ik ben in vorm vanuit m'n ligzetel het schijfje citroen uit mijn mojito als een discus weggeworpen toch wel 2 meter ver en mijn schouder haast uit de kom