vorig jaar reisden we naar het Zuiden fier stapelde je ons hebben en houwen als doosjes gevouwen in de koffer van onze automaat nu zakken we ook af van boven naar beneden toch enkele treden en lepel je schoteltjes voor zout en zoet de kommetjes van ons gemoed netjes in de vaat
nergens heen
ik wou dat ik je tuin was dan hoefde ik nergens heen dan was ik al waar jij thuis bent want jouw tuin is overal zei je me eens
in ons eigen verhaal
we zijn mensen geworden die mekaar leren vergeven dat we soms in ons eigen verhaal niet meer weten waar we zijn gebleven
kartonnen doos
fragiel als een frangipane rondborstig als een boule licht als een éclair hoekig als een carré confiture passen wij vier al jaren in onze kartonnen doos
nog even
als een mes snijdt afscheid ons samenzijn doormidden en scheidt samen af van alleen om de pijn te verzachten houden we mekaar nog even vast maar hoe moet dat als zelfs dat niet meer mag
spijt
wanneer je in de schaduw zit van een berg spijt zie je niet meer wanneer de zon voor je schijnt
omarmd
als jij me begrijpt voelen mijn gedachten zich omarmd
weer helder
na een ruzie was ik elk venster weer helder zodat ik u zie
thuiskomen
het is voorbestemd dat elke avond weer de horizon geduldig wacht op het thuiskomen van zijn zon
malen
soms zouden we liever niets zeggen toch malen we maar door tijdens de maaltijd