half

een visser
ving in zijn net
een nixe
een vrouwelijke, halfmenselijke vis
half
trok ze hem
half
zonk hij weg
gevangen in zijn net
vermocht ze
nochtans niks
toch werd hij
niet meer gezien

kinderplezier

winterwind
ruimt op en veegt 
tegen de dijk
bloemen van papier
witte strandkabines
jarenlang kinderplezier
hij
intussen een man
zij
een jonge vrouw
vliegers en schelpen 
ontgroeid
door de rest
van de wereld
geboeid
wordt verlaten Zeebrugge
ingeruild
alles te koop

zeeziek

hou me vast
voor ik vallen moet
ik word zeeziek
van het deinen
op de schommelingen
van m'n eigen
gemoed

zichtbaar

op het strand
de voeten in een put
kijken ze elkaar aan
zij
grijze haren
hij
gekromde rug
geen kleinkinderen
die afleiden
volstaan ze voor elkaar
het meisje en
de jongen van twintig
nog steeds 
zichtbaar

vandaag

samen op de dijk
arm in arm
je hebt witte haren
maar nog steeds een stevige tred
de zee
kalme getuige
heeft tijd
weids en uitgestrekt
wij hebben vandaag
en de tijd 
die ons rest