ik wil je
niet missen
ik naai in m'n net
alle mazen dicht
om je zeker
te kunnen opvissen
iets mis
ik ben geit
noch vis
in de bergen
of op het water
gaat met mij
altijd iets mis
later
wanneer je vastzit
denk dan aan later
niets blijft zoals het is
zelfs een steen verandert
door de stralen van de zon
of de golven van water
voortgejaagd
waarom vergeet ik wie ik ben niet de schelp door de stroming tollend onderweg niet het blad door de wind voortgejaagd over het pad maar de zee ondanks eb en vloed en de boom geworteld in elk seizoen
tot rust
kom, lig maar bovenop mij als een zeester wijzend naar alle windstreken dan kom ik helemaal tot rust en hoef ik geen verzwaringsdeken
toren
met een achtergelaten strandschepje in de hand bouw ik jou met woorden als dat ik van je hou een toren zonder zand
een zee
kom, grasduin met mij dan hebben we een zee van tijd
voor even
en dan zitten we hier in het oude strandhuis we drinken bier en eten kibbelingen we hebben vandaag en we dromen van morgen voor even vergeten, al onze kibbeldingen
huidzucht
zonder elkaar raakte ik verslaafd aan de herinnering van voldaan gelaafd aan het zout en de zon in je halskuiltje warm en gelaagd nu het weer kan speur ik vergeefs naar het zilte pad in je tuin ik weet niet meer hoe het moet en doe me laveloos tegoed aan elke vezel van m'n faalmoed
het kleine
kom, mijn kind ik neem je mee hoog boven de wolken met zicht op een kleurrijk lappendeken en de zee want alles en iedereen lijkt dan volmaakt tevree toe, mijn kind neem het maar mee voor altijd in je gedachten dit tableau van peis en vree zodat het kleine daar beneden jou het grootse nooit kan afleren