en dan zitten we hier in het oude strandhuis we drinken bier en eten kibbelingen we hebben vandaag en we dromen van morgen voor even vergeten, al onze kibbeldingen
huidzucht
zonder elkaar raakte ik verslaafd aan de herinnering van voldaan gelaafd aan het zout en de zon in je halskuiltje warm en gelaagd nu het weer kan speur ik vergeefs naar het zilte pad in je tuin ik weet niet meer hoe het moet en doe me laveloos tegoed aan elke vezel van m'n faalmoed
het kleine
kom, mijn kind ik neem je mee hoog boven de wolken met zicht op een kleurrijk lappendeken en de zee want alles en iedereen lijkt dan volmaakt tevree toe, mijn kind neem het maar mee voor altijd in je gedachten dit tableau van peis en vree zodat het kleine daar beneden jou het grootse nooit kan afleren
geen boot
geen boot of vaarbrevet nodig ik schipper alle dagen
smal denken
soms schuil ik in kieren en spleten en hoop ik dat smal denken zal helpen tegen grote golven van breed voelen die overspoelen
dan zal ik misschien
ik draai je in m'n mond om en om en denk aan het verleden toen ik heb gemeden je uit te spreken zoals een oester haar parel koestert draai ik je in m'n mond om en om en denk aan morgen dan zal ik misschien en zo blijf jij in m'n stilte verborgen liefste zoetemien
half
een visser ving in zijn net een nixe een vrouwelijke, halfmenselijke vis half trok ze hem half zonk hij weg gevangen in zijn net vermocht ze nochtans niks toch werd hij niet meer gezien
kinderplezier
winterwind ruimt op en veegt tegen de dijk bloemen van papier witte strandkabines jarenlang kinderplezier hij intussen een man zij een jonge vrouw vliegers en schelpen ontgroeid door de rest van de wereld geboeid wordt verlaten Zeebrugge ingeruild alles te koop
zeeziek
hou me vast voor ik vallen moet ik word zeeziek van het deinen op de schommelingen van m'n eigen gemoed
zichtbaar
op het strand de voeten in een put kijken ze elkaar aan zij grijze haren hij gekromde rug geen kleinkinderen die afleiden volstaan ze voor elkaar het meisje en de jongen van twintig nog steeds zichtbaar